De overheid vraagt dat de academie:
De vier principes van artistiek evalueren drukken we uit aan de hand van vier V’s:
Voedend: elke evaluatie versterkt de goesting om zich verder artistiek en veelzijdig te ontwikkelen. Evaluaties bieden voeding om een volgende stap in de eigen ontwikkeling te zetten.
Veelzijdig: evaluaties geven feedback over de competenties verbonden aan alle rollen: vakmanschap, kunstenaar, (onder)zoeker, samenspeler en performer. Ze worden verwoord met aandacht voor het unieke van elk leerling.
Voortdurend: leerlingen krijgen een gevarieerd palet aan kansen om te tonen wat ze kunnen: verschillende momenten, verschillende vormen, verschillende actoren.
Veeleisend: evaluaties stimuleren leerlingen om de eigen grenzen te verleggen. Zowel kwaliteiten als werkpunten worden benoemd.
Bij onze vernieuwde evaluatiefiche staat dan ook de leerling centraal.
Met het oog op kwaliteitsvol onderwijs is het belangrijk dat het leerproces van elke leerling wordt opgevolgd. Daarom benaderen we de leerling vanuit de eigen talenten en mogelijkheden enerzijds en de einddoelen die de overheid vooropstelt anderzijds.
We kijken naar de leerlingen vanuit de zes rollen:
kunstenaar, vakman, performer, onderzoeker, samenspeler en het eigen ik:
deze rollen zie je ook terugkeren in de evaluatiefiche die 2 keer per jaar de leervorderingen van de leerling zal weergeven.
Per rol hebben we een aantal leerdoelen geselecteerd waarop de leerling geëvalueerd wordt via een kleurenbalk die aangeeft of een leerdoel zeer matig dan wel zeer goed in ontwikkeling is.
De mate waarin de leerling de basiscompetenties (2e en 3e graad), beroepskwalificaties (4e graad) of specifieke eindtermen (specialisatiegraad) bereikt, bepaalt of hij/zij al dan niet geslaagd is voor een graad van een studierichting.